‘Zie je wel, zij willen me ook niet.’ Ze wijst op het gegeven dat de kudde compleet weggedraaid staat van haar.
‘Wie nog meer niet?’, vraag ik haar.
‘Mijn moeder, min moeder wilde mij ook niet.’ Ze is weggegeven. Een thema waar iedere Braziliaan, direct of indirect, wel mee te maken heeft gehad.
Haar tranen stoppen niet, het blijft maar lopen. Ik vraag haar: ‘Als haar tranen hun bestemming zouden vinden, waar zouden ze aankomen?’
Geen woord. Het gaat maar door.
Ik wacht, maar er komt niets. De paarden staan nog steeds genadeloos roerloos en onbeweeglijk van ons weggedraaid. Wij zitten nog buiten de bak, op zo’n 40 meter afstand van de kudde. Ik probeer af te stemmen op haar systeem, maar kom daar op de een of andere manier niet. Ik kijk naast me en zie dat de deelnemer, een vrouw van een jaar of 24, nog steeds huilt. Zoveel tranen uit een mens, denk ik nog.
Mijn blik valt op de enorme ruimte van het landschap waar we ons in bevinden. Ik merk dat ik dieper in mijn stoel wegzak en me losser voel in mijn aandacht. Ik vergeet zelfs even dat ik als begeleider in een sessie zit en hoor alleen de geluiden van de vogels, de wind en steeds weer die enorme ruimte om ons heen. Ik kijk als het ware over de kudde heen. Zij misschien ook.
Uit het niets hoor ik mijzelf zeggen: ‘Misschien huil je voor alle weggeven kinderen.’
Onmiddellijk beweging bij de paarden. Ze staan nog omgekeerd maar minder vast en hun aandacht is al op een andere manier bij ons.
Ze knikt, snikt, de tranen blijven maar komen. Stil en onstuitbaar.
‘Hoe zou het zijn’, probeer ik voorzichtig, ‘wanneer je alle weggegeven kinderen, een voor een, teruglegt in de armen van de moeders die ze weggeven hebben?’
Diepe stilte; een zachte innerlijke beweging is merkbaar. Haar hoofd richt zich op, haar lichaam volgt. Ze zit nu rechtop en kijkt me met een heldere blik aan. De tranen zijn gestopt. ‘Obrigada’, klinkt het zacht. Ik weet niet of dat gericht is aan mij, haar ouders of aan de paarden die nu volledig omgedraaid vlakbij en recht in ons gezichtsveld staan.