Vanuit mijn schrijfkamer kan ik door het raam precies het kippenhok zien in de tuin. Ik ben bezig met hoofdstuk negen van mijn boek Wijsheid van de kudde. Dit hoofdstuk gaat over interventies over wel of niet bewust ingrijpen als coach. Het is rond een uur of 19.00 in de avond en de schemer valt. Voor de kippen betekent dit dat ze het nachthok gaan opzoeken. Zo ook de kip en het kuiken, ik schat een week of vier oud. Ze hebben een nachthok dat bestaat uit aparte ruimte met een opening en een dichte ladder vanaf de grond daar naar toe.
Afgelopen drie dagen heb ik steeds het kuiken opgetild en bij de moeder in het hok gezet. Meestal omdat rond deze tijd mijn aandacht werd getrokken door het jammerlijk gepiep van het kuiken dat bij mij door merg en been gaat. Het daarbij behorende plaatje is: een heftig piepend kuiken, in paniek heen en weer rennend langs het hok, onder de ladder door, naarstig op zoek naar moeder kip. Moeder kip ligt dan al achteloos en tamelijk relaxed in het hok ligt te rusten. “Wat een gestoorde kip is dat zeg”, gaat dan door mijn hoofd wat de definitieve gang naar buiten inzet om de kleine bij haar kladden te grijpen en bij moeder in het hok te zetten. De kleine piept dan overigens nog harder, alsof ik iets verstoord heb.
Vandaag heb ik geluk, want ik zie ze nu beide richting de ladder lopen, zodat in ik in de gelegenheid ben precies te zien wat er nu gebeurt. Wat zich vervolgens voor mijn ogen afspeelt, is verbijsterend:
Moeder loopt eerst langs de ladder om vervolgens een paar meter langs het gaas van het hok te lopen, de kleine volgt, lichtelijk opgewonden, op 3 cm afstand. Dan draait moeder halverwege de ren om en loopt weer terug naar de ladder. De kleine volgt, licht piepend. Dan rent moeder om de ladder heen en springt fladderend halverwege de rondgang 30 cm verticaal de lucht in en beland weer naast de ladder. De kleine probeert hetzelfde maar komt niet echt omhoog. Het ziet er nog een beetje lullig uit. Ze piept inmiddels al harder. Dan rent moeder weer langs het gaas van het hok, nu sneller. De kleine rent mee maar is nog niet zo snel. Halverwege draait moeder om en om vervolgens op volle snelheid richting ladder te gaan. Ze rent op volle snelheid om de ladder heen, fladdert omhoog en landt nu op de ladder. Ze schudt een keer en loopt dan rustig het hok binnen en verdwijnt uit beeld. Ik denk nu, al opstaand om in te grijpen: “Gestoorde moeders zijn het halve werk voor een trauma”. De kleine, nu heftig piepend, is ondertussen ook omgedraaid bij de ren en rent exact dezelfde baan als de moeder richting ladder. En dan voltrekt zich het wonder onder mijn ogen: ze maakt exact dezelfde bocht als mamma om de ladder heen en plots zie ik een fladderend knalgeel piepend kuiken in de lucht hangen uit het niets. Zelfde hoogte, zelfde plek.
Plof, op de ladder. En ja: ook even schudden, en gewoon in vrede naar binnen.
Bij mij gaat het licht nu aan: ik besef dat ik dit leerproces drie dagen lang vertraagd heb met mijn ingrijpen. Ter plekke komt in me op: er zijn twee soorten problemen, ontkennen en ingrijpen. Beide hebben gemeen dat ze de werkelijkheid uitsluiten.
Het hoofdstuk interventies zal nooit meer hetzelfde zijn.
Uit “Wijsheid van de kudde” het oplossende veld