We zitten in een open cirkel in de paardenbak, het management team van een groot buitenlands farmaceutisch bedrijf. De vraag die voortdurend opkomt is; “zijn wij betrouwbaar voor onze klanten?“. De zwarte fries die aanwezig is bij deze sessie staat enige meters verderop. Het is voor iedereen waarneembaar dat hij aan de ene kant toenadering zoekt en aan de andere kant dat niet kan doen. Ik vertel de groep iets over hoe paarden harmoniseren, hoe je dat kunt zien in hun lichaamstaal en de mogelijke betekenis daarvan. “Het lijkt erop dat hier iets nog niet kan samenvallen dat tegelijkertijd wil samenvallen”. Instemming en “ja dat klopt wel zegt een van de managers, ons image valt niet samen met wat we werkelijk zijn, maar ik kan het niet hard maken”. Geschuifel met stoelen en oprichting van een aantal collega is het gevolg. Nog meer spanning bij het paard, hij begint nu te kauwen, hals hoger, neusgaten rondend. Kennelijk naderen we hier een punt. De bereidheid om te kijken is er in dit team en ik beloon dat door te zeggen dat daar enge moed voor nodig is. Daar begint oprechtheid, in welke vorm dan ook. Ik vraag hen dan: als er een zin zou zijn in dit systeem die misschien even verborgen als gekoesterd is, die niet uitgesproken mag worden, die wellicht pijnlijk maar evenzogoed volkomen waar is. Welke zin zou dat zijn. Doodse stilte en collectief wachten op wie namens deze kudde mag spreken. Stille ordening. Dan ogenschijnlijk uit het niets, door een van de senioren: ”Eigenlijk willen we misschien niet echt dat onze klanten beter worden”. De ontroering bij hem en de rest van de groep is diep en oprecht. Achter ons horen we een diepe snurk en het ontspannen en typische geluid van het geslof van friese hoeven die al onderweg zijn. Met de lange stilte die valt breken we na enige tijd het middagprogramma af.